Oogonderzoek

Bij het fokken met Norwich terriër volgens de richtlijnen van de NNTC (Nederlandse Norwich Terriër Club) is een verplicht oogonderzoek in het fokreglement opgenomen voor alle honden die voor de fokkerij gebruikt worden. Dit oogonderzoek dient door een erkende oogspecialist uitgevoerd te worden, dit zijn de z.g. ECVO oogspecialisten. ECVO staat voor European College of Veterinary Ophthalmologists. Dit is een Erkende Europese organisatie die gespecialiseerd is in oog onderzoek bij dieren. Honden met cataract, Distichiasis, entropion, ectropion of PRA dienen te worden uitgesloten van de fok.

Op het ECVO rapport komt u de volgende gegevens tegen:

1 Gegevens van de hond

2 Gegevens van de eigenaar

3 Gegevens voor het Onderzoek

4 Veld waar afwijkingen ingetekend worden en eventuele bijschriften

5 Onderzoeksresultaten. (hieronder staan de afwijkingen uitgelegd)

6 Gegevens van de oogspecialist

Afwijkingen kunnen zijn

Membrana pupillaris Persistens MPP:

MPP is een vrij zelden voorkomende, aangeboren oogafwijking. Als gevolg van een storing in de ontwikkeling blijven er restjes achter van het embryonale lensvaatnetje dat voor de geboorte de voorzijde van de lens van voedingsstoffen moest voorzien. MPP komt in vele vormen voor. Bij de lichtste vormen blijven er kleine pigmentklontjes achter op de voorkant van de lens of tegen de binnenkant van het hoornvlies. Ook kunnen er zich draadjes bevinden op het oppervlak van de iris (regenboogvlies). Deze draadjes kunnen ook oversteken over de pupil of naar de voorkant van de lens of naar de binnenzijde van het hoornvlies. Er kan zelfs een soort spinnenweb in het oog van overblijven. Als de resten verbonden zijn met de binnenzijde van het hoornvlies kunnen zij daarin witte littekens veroorzaken. Het lijkt dan of de patiënt op pupleeftijd een beschadiging aan het oog heeft gekregen. Als de resten tegen de voorzijde van de lens blijven zitten, kunnen zij daar grauwe staar of cataract veroorzaken (zie verder). Soms gaat MPP ook gepaard met andere oogafwijkingen, zoals microphthalmie of netvliesafwijkingen. Een behandeling is vrijwel nooit noodzakelijk. Een heel enkele keer is operatieve verwijdering nuttig. Bij een aantal rassen is de afwijking erfelijk bepaald.

Cataract (Congenitaal):

Cataract of grauwe staar (abnormale troebeling van de lens). Achter pupil en iris (regenboogvlies) bevindt zich de lens, waarmee het binnenkomende beeld wordt scherpgesteld op het netvlies. De lens behoort daartoe helder te zijn. De normale lens kent echter wel een verouderingsproces, waardoor de hondenlens vanaf circa 6-jarige leeftijd in het centrale deel een grauwe waas (sclerose) gaat vertonen. Dit is normaal en veroorzaakt géén blindheid. Een abnormale troebeling van de lens en/of de lenskapsel wordt cataract of grauwe staar genoemd. De afwijking komt regelmatig voor, bij mens en dier. Cataracten kunnen aangeboren of verkregen zijn. De belangrijkste groep van de verkregen cataracten is die van de erfelijke vormen. Het komt ook voor dat het cataract het gevolg is van een andere ziekte. Het bekendste voorbeeld is suikerziekte. Als een klein deel van de lens door cataract troebel is geworden kan het gezichtsvermogen nog redelijk goed zijn. Helaas breiden bijna alle vormen van cataract zich uit, totdat de lens geheel ondoorzichtig is geworden. Het dier registreert met dat oog dan nog wel licht en donker, maar ziet geen beeld meer (kijkt door matglas). “Congenitaal” cataract staat voor aangeboren cataract, d.w.z. ontstaan voor of net na de geboorte. In de praktijk wordt het vaak pas vastgesteld rond de leeftijd van 6-8 weken.

Entropion:

Entropion: is een afwijking waarbij het ooglid naar binnen krult. Zowel in het gehele onderooglid, delen daarvan, het bovenooglid of binnenooghoek kan entropion voorkomen. Entropion komt bij veel rassen voor.

Trichiasis: zijn haren die zich op een normale plaats bevinden maar die door een afwijkende stand de bindvliezen en/of het hoornvlies irriteren. Komt vooral voor bij de neusplooi en bij het buitendeel van het bovenooglid.

Ectropion::

het naar buiten openhangen van de onderste oogleden, (bv. bij Bloedhond), het rode slijmvlies is dan goed zichtbaar.

Distichiasis:

Distichiasis: enkele of vele haartjes op de vrije ooglidrand, ze komen door de openingen van de kliertjes van Meibomius, deze haartjes kunnen fijn en zacht zijn (zoals bijvoorbeeld bij Cockers) en veroorzaken dan geen irritatie; zijn de haartjes stug (zoals bijvoorbeeld bij Flatcoated Retriever) dan kan beschadiging van het hoornvlies optreden.

Retina Degeneratie (PRA):

Dit is een netvliesafwijking die bij veel rassen voorkomt en tot blindheid leidt. Het begint meestal met slecht zien in het donker (nachtblindheid) en leidt uiteindelijk na enkele jaren tot volledige blindheid. Voor PRA bestaat geen behandeling. PRA ontwikkelt zich bij veel rassen pas na het derde of vierde levensjaar. Voor die tijd is er aan de hond niets te merken en bij het oogonderzoek ook niet te zien. Voor een aantal rassen bestaat er nu een DNA-test, waardoor bij pups al is vast te stellen of de hond genetisch vrij is of dat er een kans is op dragerschap of lijderschap. De verwachting is dat deze ontwikkelingen de komende jaren zullen doorgaan, waardoor het voor vele rassen mogelijk zal zijn PRA door middel van DNA-technieken op te sporen.